Voorjaarsfenomenen

26 maart 2020

Voorjaarsfenomenen

Er is veel aan de hand in de wereld, maar het voorjaar gaat gewoon door. Onze natuurspotter van Heel Drenthe Zoemt, Aaldrik Pot, schrijft over voorjaarsbloemen. Daar worden wij vrolijk van! Wil je meer natuurnieuws uit Drenthe volgen? Kijk dan op onze projectwebsite van Heel Drenthe Zoemt of volg de Facebookpagina.

Waarom zijn de meeste voorjaarsbloemen geel of wit? Waarom laat de ene plant zich bestuiven door de wind en de andere juist weer door Hommels? Deze ogenschijnlijk simpele vragen bezorgden me de nodige hoofdbrekens. Bij het zoeken naar antwoorden, borrelden steeds meer vragen op over allerlei bijzondere fenomenen bij planten.

De afgelopen dagen struinde ik veel rond mijn woonplaats Norg op zoek naar van dat wat me al jaren bezighoudt. Broedende raven, roofvogels die bezig zijn met nestbouw en balts, nieuwe dassenburchten, ottersporen. Maar het laatste jaar kijk ik weer meer naar planten. Omdat ik daar een tijdje wat minder aandacht aan heb besteed, komen er vragen boven waar de wetenschap vast allang een antwoord op heeft gegeven, maar die ik niet (meer) weet.

In mijn poging nieuwe en oude, weggezakte, kennis te verbinden vroeg ik me bijvoorbeeld ineens af waarom de meeste voorjaarsbloeiers wit of geel zijn zoals speenkruid, bosanemoon, kleine veldkers, dotterbloem. Ook bloeiende wilgen zijn geel. De zoektocht naar een antwoord kom ik wel wat pogingen tot een verklaring tegen, zoals dat geel en wit ‘goedkope’ kleuren zijn. Het zijn kleuren die de minste energie kosten om te produceren. In het vroege voorjaar is er nog weinig zonwarmte en moeten planten een list verzinnen om toch te kunnen bloeien. Daarom zijn ze bijna altijd geel of wit. Paars, blauw of rood zijn veel moeilijker om te maken. Hmm, interessante theorie, maar het longkruid en de maagdenpalm in mijn tuin staat toch ook al fier in bloei …

Bosanemonen staan nu al in bloei, vroeger dan in anderen jaren. Je vindt ze vooral op wat rijkere grond.

Veel voorjaarsbloemen kunnen trouwens zo vroeg bloeien omdat ze een knolletje hebben, zoals bij speenkruid bijvoorbeeld. Als je dat knolletje opgraaft, hebben ze vorm van een speen. Daar ontleent de plant zijn naam weer aan. Hoe dan ook, in die knolletje slaan ze ’s winters voedselreserves op die ze in het voorjaar aanwenden om zo snel mogelijk tot bloei te komen. In ieder geval voordat andere planten zoals grassen en bomen al het licht weer wegnemen.

Speenkruid is in het voorjaar een van de eerst bloeiende planten. De kleur is… geel.

Een andere mogelijke verklaring voor wit of geel bloeien heeft met insecten te maken. In het voorjaar zijn dat bijvoorbeeld Hommels. Zij moeten de plant bestuiven, een proces waar het mannelijke stuifmeel bij de vrouwelijke stamper moet worden gebracht. Hommels kunnen net als bijen een grote variatie aan kleuren laten zien. Ze schijnen zich echter vooral te laten verleiden door geel. Die hommels zien geel echter weer niet als geel, maar als blauw. Ze zien vooral kleuren in het ultraviolette spectrum. Rood valt daar bijvoorbeeld buiten. Meer waarschijnlijk is dan ook dat geelbloeiende planten in het voorjaar wel bestoven worden en anders gekleurde niet of minder. Zo sterf je als rode of paarse plant natuurlijk vanzelf uit. Maar er zijn dus nog steeds soorten die wel paars en blauw zijn. Die kleuren kunnen ultraviolet licht weerkaatsen waardoor ze toch weer een aantrekkelijk zijn voor veel insecten.

Ook interessant is het honingmerk dat veel planten hebben. Dit merkteken is voor het menselijke oog meestal niet waarneembaar, maar wordt bij het beschijnen met een ultraviolette lamp juist wel zichtbaar. Dit honingmerk is voor bijen en hommels, die zoals gezegd wel in het uv-spectrum kunnen zien, wat voor veel mensen de M van Mc Donalds is. Het betekent: Hier is het eten! Voor ons een hamburger, voor hommels en bijen overheerlijke nectar. Verschil moet er zijn.

Bloeiende wilgen, zoals deze boswilg of grauwe wilg, zijn nu magneten voor met name aardhommelkoninginnen.

Maar er zijn natuurlijk ook in de plantenwereld weer uitzonderingen. Zij hebben een heel andere strategie bedacht om andere helpers voor het voortplantingskarretje te spannen. Denk aan de zogenaamde windbloeiers zoals de hazelaar die heel vroeg in het jaar hun stuifmeel via de wind laten meevoeren, simpelweg omdat er nog geen insecten zijn om ze te bestuiven. En het zeldzame plantje goudveil, dat meestal vanaf half april in bloei staat, heeft weer slakken nodig om zich te laten bestuiven. Daarna heeft goudveil ook weer een aparte strategie ‘bedacht’ om zijn zaden te verspreiden. Als de zaadjes rijp zijn, liggen ze open en bloot in een soort napjes. Als er een waterdruppel in het napje valt worden de zaden eruit ‘gespetterd’. Handig!

Goudveil wordt niet bevrucht door insecten maar door slakken.
De spetterzaden van het verspreidbladig goudveil zijn er klaar voor.

De Schots-Amerikaanse natuurvorser zei ooit: ‘Wanneer je aan een willekeurig eindje van de natuur trekt; kom je erachter dat de rest van de wereld eraan vastzit.’ En omdat ik weer wat intensiever naar planten ben gaan kijken en er veel over probeer te lezen, merk ik ook dat Muir steeds weer gelijk krijgt.